Doelsoorten

Het projectgebied wordt gekenmerkt door verschillende habitatsoorten: vochtige heidehabitats en waterpartijen, droge heidehabitats en boscomplexen. Elk van deze habitats heeft zijn eigen kenmerkende doelsoorten.

Vochtige heidehabitats en waterpartijen

Naast dopheidevegetaties met Klokjesgentiaan, Moeraswolfsklauw en Kleine zonnedauw worden
bijvoorbeeld Gladde slang, Venwitsnuitlibel, Koraaljuffer, Beekoeverlibel, Moerassprinkhaan en
sporadisch Gentiaanblauwtje waargenomen. Verder zijn soorten zoals Blauwborst en Rietgors
vermeldenswaard binnen de Vlaamse context.

De Gladde slang en het Gentiaanblauwtje gelden als belangrijke kwaliteitsindicatoren voor de
aanwezige heiderelicten.

Droge heidehabitats

Soorten zoals Dwergviltkruid, Veldleeuwerik, Boomleeuwerik, Nachtzwaluw, Geelgors, Roodborsttapuit,
Gladde slang, Levendbarende hagedis, Heivlinder en Lentevuurspin geven duidelijk aan dat de droge
heidehabitats nog kwaliteit bezitten en duiden op belangrijke potenties indien werk gemaakt wordt van
uitbreiding en herstel. Een aantal van deze soorten is op Vlaams niveau bedreigd en/of heeft recent
nog een sterke achteruitgang gekend.

Boscomplexen

Binnen de boscomplexen is de natuurwaarde eerder beperkt door het jong en homogeen karakter en
de aanwezigheid van de Amerikaanse vogelkers. Dit blijkt onder meer duidelijk uit de aanwezige
avifauna, met soorten die in Vlaanderen zeer algemeen zijn. Het betreft in eerste instantie de typische
naaldbossoorten zoals Goudhaantje, Kuifmees en Zwarte mees. Meer bijzondere soorten die worden
aangetroffen, zijn Matkop, Havik en Zwarte specht.